Keulen

Aanranding kent slachtoffers en daders, maar vooral een sterk isolement, een sociaal vacuüm. Waar zijn de voorbijgangers, bijstanders, toehoorders en -kijkers? Hoeveel mensen zijn er nodig om het isolement waarin seksuele agressie plaats kan vinden in stand te houden?

We weten nog steeds heel weinig over de oudejaarsnacht in Keulen. Er waren ongeveer 1000 daders, die tussen de 100-300 vrouwen hebben lastig gevallen. Er waren ongeveer 150 politiemensen aanwezig, die door de overmacht niets konden doen. Informatie is schaars en afkomstig van de slachtoffers en de politie. Wat ik mis is het perspectief van de niet-vrouwelijke aanwezigen. Het lijkt wel of ze er niet waren. Terwijl je toch mag aannemen dat het merendeel van de slachtoffers niet alleen op pad was, wie is er nu op oudejaarsnacht alleen op pad? Er moeten toch ongeveer 100-200 mensen bij geweest zijn die zowel geen dader, als geen slachtoffer waren? Het niet-vrouwelijk gezelschap van de slachtoffers namelijk? Waarom horen we niets over of van hen? Misschien omdat ze zich heel erg lullig voelen? Of dat ze zich niets bij hun eigen positie voor kunnen stellen? Omdat aanranding altijd verbeeld wordt in een soort sociaal vacuüm?

Kinkerstraat
Iedere vrouw heeft wel eens een mini-Keulen meegemaakt, een situatie waarbij je seksueel wordt lastig gevallen, of op zijn minst geïntimideerd door een groep mannen. Ik kan me Keulen eigenlijk alleen voorstellen als een uitvergroting van die ervaringen. Wat ik me dan herinner is vooral het isolement. Dat je geïsoleerd wordt van de buitenwereld, en dat je dat ook in je hoofd doet, je praat er later niet over. Vorig jaar is me zoiets gebeurd, maar die gebeurtenis liep nou eens net even anders. Ik was om een uur of half twaalf al hardlopend op weg van De Balie (avondje uit) naar huis en passeerde in de Kinkerstraat een groepje jongens die de overkapping bij de winkels tot een soort privé cafe gemaakt hadden. Misschien omdat ik aan het hardlopen was, dan voel je je toch wat krachtiger, ging ik niet om de groep heen, maar er midden door. Als het ware liep ik over hun biljarttafel, die ongeveer tien meter lang was. Hoe verder ik kwam, hoe meer opmerkingen ik naar mijn hoofd kreeg en hoe seksueler die werden. En na een meter of 13, ik was dus al buiten de kring, draaide ik me om, liep terug en stelde mij aan de laatste paar jongens voor: “Ik ben trouwens Esther, hoe heten jullie? “ Na de eerste beduusde en automatisch beleefde reactie begon de stemming al weer om te slaan richting jouwen, maar ik had mijn mini triomf al gehad dus ik draaide mij weer om en draafde rustig verder. Zo’n honderd meter verder kwam er een jongen naar me toe, op een fiets, die mij aansprak en vertelde dat hij het incident in de gaten had gehouden, gewacht, om zo nodig, ja wat? In te grijpen, politie te bellen? Maar het hielp toch: Ik was gezien, iemand had klaar gestaan om mij te hulp te schieten, of op zijn minst getuige te zijn.

Dus in tegenstelling tot eerdere gebeurtenissen, waar ik mij klein gevoeld had en het snel vergat, en er in ieder geval niet over sprak (want andere vrouwen maak je met zo iets alleen maar bang en andere mannen tja wat moeten die er nu mee…. en ik zelf kwam dan ook niet echt heroïsch over) had ik in dit geval niet gezwegen, ik had me niet volledig laten intimideren, ik had voor héél even het angstaanjagende pantser van de groep doorbroken en ik had er, in dezelfde straat nog, met een buitenstaander/toeschouwer over kunnen spreken….

Ik beschrijf dit voorbeeld niet omdat het voorbeeldig is. Het is juist uitzonderlijk. Het strookt niet met de normale gang van zaken. Normaal is het dat ik groepen jolige mannen vermijd. Normaal is het dat ik de confrontatie uit de weg ga. Normaal is het dat ik mij geïsoleerd voel, dat ik er vanuit ga dat niemand mij helpt, dat er geen voorbijgangers zijn waar ik op rekenen kan. On My Own.

Complot denken
Een op de drie vrouwen heeft in haar leven ooit seksuele agressie meegemaakt. Maar hoeveel mannen en vrouwen hebben ooit seksuele agressie zien gebeuren en niets gedaan? Hoeveel mensen hebben zoiets (over het hoofd) gezien, en er nooit iets over gezegd, tegen een ander, of zelfs tegen zichzelf? Niet alleen in gezinnen waar moeders hebben weggekeken, maar ook op straat, in parken, in mensenmassa’s? Hoeveel mensen zijn er nodig om het isolement waarin seksuele agressie plaats kan vinden in stand te houden?

Een hele beangstigende gedacht maar ik heb hem toch: dat verkrachting en aanranding bestaan is in het belang van alle mannen, of laten we zeggen in het belang van de heteroseksuele samenleving. Het maakt vrouwen bang, altijd bang. Ik ben heus de enige niet. Zo is het dat vrouwen, zeker als ze jong zijn, beter niet alleen over straat kunnen gaan. Nog beter is het om maar helemaal niet alleen te zijn. Je hebt een beschermheer nodig, een man dus. Er is nood, de vrouw is per definitie in nood, de man is de onbekende dader of de bekende beschermheer, misschien soms ook tegelijk. Het geeft alle mannen, hoe goedwillend ze ook zijn, macht over vrouwen. Al is het maar om hun angst weg te nemen. Ik ben een achterdochtig mens. Maar waar macht is, wil deze in stand gehouden worden.

Verhaal
Naast de daadwerkelijk gebeurtenis van aanranding, bestaat er ook zoiets als het culturele verhaal. Aanranding op zich bestaat ook in mijn vóórstellingsvermogen, ik bedoel daarmee al die momenten waarop aanranding er is, zonder te gebeuren: de momenten waarop ik over daadwerkelijke aanrandingen lees of er over hoor, zoals in het nieuws, of mijn meer abstracte angst voor aanranding die al mijn hele leven met mij mee reist, in de plekken en situaties die ik vermijdt, omdat ik de mogelijkheid van aanranding voorzie. Of in de plekken die ik toch wel betreed, ondanks dat ik de mogelijkheid tot aanranding voorzie.
Alle fictie waarin seksuele agressie voorkomt, zoals de horde aan krimi’s waarin vrouwen op de meest bizarre wijze door mannen om het leven worden gebracht met seksueel motief, The Killing, Millennium Trilogie, The Bridge (om er maar een paar  te noemen).

Naaste-verdediging
In de meeste culturele aanrandings-verhalen ontbreekt de voorbijganger. De passant, die de agressor had kunnen hinderen in zijn daad. En het is wel degelijk een opmerkelijke afwezige. Want in alle andere verhalen over agressie of gevaar, speelt de figuur van de redder/voorbijganger wel degelijk een rol: brand – denk “kindje redden uit brandend huis”; hongerwinter – denk “tocht op fiets met houten banden langs de boerderijen in het oosten”; straatroof – denk “voorbijganger die achter dief aanrent”; jodenvervolging – denk “zou ik onderduikers in huis nemen”; inbreker – denk “honkbalknuppel naast het bed”. Denk verkrachting, denk leegte: of denk “detective die een dood lichaam vindt in een bos”. De aanranding wordt altijd in ultieme leegte gepleegd. In de verbeeldingsruimte rond de verkrachting is verzet alleen achteraf mogelijk. Of preventief, maar niet in het moment zelf. In onze verbeelding is de aanranding, eenmaal in gang gezet, een niet te stoppen machine. Er zijn weinig verhalen van een heroïek waarbij het slachtoffer, al dan niet geholpen door een toevallige held, door het oog van de naald kruipt. De verkrachting in onze culturele verhalen en constructies, de aanranding of verkrachting als cultureel object, lukt altijd en kan alleen achteraf, als het slachtoffer al is gevallen, bestreden worden. Alleen aan een geheel onteerde vrouw valt culturele eer te behalen.

Iedereen fantaseert wel eens dat hij iemand van de verdrinkingsdood redt, dat hij iemand uit een brandend huis redt. Ik wil dat we dat soort fantasieën en verhalen ook over aanrandingen hebben. Dus ik wil nu eens de verhalen horen van mensen die er bij waren. Die iets hebben gezien, gehoord. Die hadden kunnen ingrijpen. Die hebben getwijfeld: doe ik iets of doe ik niets. Misschien wil ik dat mensen ’s avonds express door het Vondelpark gaan lopen, zodat ze zorgen dat er volk is, mensen die zich bewust in de positie van voorbijganger maneuvreren zodat ze eventueel lekker de held uit kunnen hangen. Een nieuwe hobby!

Juridisch is zelfverdediging een ding. Maar naaste-verdediging, bestaat dat? Waar ligt de grens tussen naaste verdediging en eigen rechter spelen? Het gaat een beetje lijken op buurt misdaadpreventiegroepen… Stel je eens voor groepen burgers, die als aanrandingpreventie op gevaarlijke plekken gaan patrouilleren….

Zelf-verdediging
Dat zelf verdediging juridisch mag, helpt vrouwen opmerkelijk genoeg niet. Misschien zijn we er zo van overtuigd dat we lichamelijk zwakker zijn, dat we ons passief opstellen. Ik ben zelf altijd heel bang geweest om een mes of ander wapen te dragen, zelfs pepperspray. Omdat ik mij niet anders voor kon stellen dan dat het mij afgepakt zou worden, en ik met mijn eigen wapen zou worden aangevallen. In mijn middelbare schooltijd deed een mythisch verhaal de ronde over iemand die op commando kon overgeven. Het verhaal ging dat hij zo in staat was onder proefwerken die hij niet had geleerd uit te komen. Gewoon een plak kots er op leggen en een week later terug komen. Ik heb jaren geprobeerd mijzelf dit te leren. Het leek mij de probate zelfverdediging tegen aanranding. Ik stelde mij de volgende scene voor: ik omringd door mannen of zelfs één man die mij probeert aan te randen, in een bos, steeg of zelfs mijn eigen huis. Ik dacht: als ik in staat ben mijzelf onder te kotsen, zou dat geweldig goed helpen. Wie zou mij dan nog aan willen raken? De stank zou elke erectie wegblazen. En als dat nog niet zou helpen, zou mijn kots van mijn lichaam overzetten op dat andere lichaam, de stank zou uren blijven hangen en de dader zou gemakkelijker kunnen worden gepakt… Hoe stoer zou het zijn om met dat verhaal naar het politie bureau te gaan. Het is na een paar pogingen met mijn vinger in de keel in een fantasie blijven steken en ik heb de zelfverdedigings-kots-training nooit echt doorgezet.

Maar nu is er zoiets als DNA-spay. Zou ik met DNA spray makkelijker ’s avonds op stap durven? Stel dat ik een DNA-spaybusje zou kunnen trekken en in een bedreigende situatie mijzelf zou kunnen insprayen. Dan zou ik mijn armen ironisch lachend kunnen spreiden en zeggen, belaag mij maar, rand mij maar aan, verkracht mij desnoods, maar je komt helemaal onder te zitten! Ik hoef geen foto te maken van de dader met mijn mobiele telefoon, die hij dan natuurlijk afpakt, nee, die foto maakt hij zelf .. van zichzelf… door mij aan te raken. Ik zou zelfs achter de dader aan kunnen gaan, hij zou voor mij weglopen, ik zou hem kunnen opjagen… Maar het mooiste is dat ik dit ook kan doen als naasten-verdediging. Als ik iemand zie lastig gevallen worden kan ik met mijn busje er op afstappen, en de dame redden door haar in te spuiten. Juridisch ook best veilig. Niet alleen vrouwen moeten die busjes bij zich dragen, nee juist ook mannen. Mannen zijn namelijk net zo vaak voorbijganger als vrouwen. Sexueel geweld in de openbare ruimte kan dan ook door mannen worden bestreden…. Stel dat die jongen, die mij in de Kinkerstraat op afstand in de gaten hield, een DNA spraytje bij zich had….  hij zou mij risicoloos te hulp hebben kunnen snellen door mij onder te sprayen. Liefst nog met een duidelijk zichtbare, lelijke roze verf er doorheen. en ik ontwerp even verder, een een harde schreeuw, die deze spuitbus automatisch zou geven, een herkenbaar aanrandingsalarm. Het zou van mijn eigen lichaam, dat eerst mijn meest kwetsbare punt is, (een gevoel dat ik haat) een wapen maken, dat niet tegen mij gebruikt KAN worden. Een penseel, een pen een schreeuw, kom maar op met je nieuwjaarsnachten, stegen, discotheek-uitgangen, verlaten fietspaden of de joggingroute langs de Sloterplas op de vroege ochtend….. en met hoe meer we zijn, hoe meer kleuren, hoe meer ogen, hoe meer spraybusjes hoe meer intentie om voor elkaar op te komen, mannen en vrouwen, volwassenen en kinderen, hoe meer we de aanranding uit het isolement halen. Op een dag is die DNA spray niet meer nodig, dan is het gewoon geworden om een aanranding zo snel mogelijk, zo zichtbaar mogelijk te maken, inclusief de redding. Openbare ruimte, hier komen wij!

Date: 160110